De post-fordistische periode (1975 – vandaag)
- Vanaf jaren 1975: komen terecht in nieuwe (regulerings)fase
- Alle kenmerken van Fordisme worden nu omgekeerd, periode wordt gekenmerkt door:
* lagere gemiddelde groeivoet (tabel 2.8 en grafiek 2.4)
* hogere (natuurlijke) werkloosheid (tabel 2.8 en grafiek 2.4)
* toenemende staatsschuld
* productie op maat en ‘just in time’
* geleidelijke deregulering/liberalisering/privatisering van markten en overheidsbedrijven met inbegrip van banken en verzekeringen
* daling van de koopkracht van de lonen
* herverdeling van de productiviteitswinsten t.v.v. het kapitaal
- grafiek 2.3 (pg 75) en grafiek 2.4 (pg 76)
- Rechtstreeks gevolg van verminderd aandeel van lonen in nationaal inkomen, is dat het inkomen uit arbeid nu niet meer volstaat om de consumptie globaal te financieren
* men koopt op afbetaling
* consumptiekrediet neemt sterk toe (samen met andere vormen van financiering van de economie die uiteindelijk leidden tot grote financiële crash van 2008)
- Productie- en consumptiecycli worden steeds korter en technologische vernieuwingen volgen elkaar steeds sneller op (vooral vanaf einde 20ste eeuw)
- Aan basis van deze ‘ommezwaai’:
* crisis van jaren 1970 gevolgd door strenge neoliberale bezuinigingspolitiek
* vanaf jaren 1990 de globalisatie (na val Berlijnse Muur) op achtergrond van zogenaamde ‘internetrevolutie’
De crisis van de jaren 1970
(binnen de post-fordistische periode)
- De crisis die eind 1973 begon met de zogenaamde eerste olieschok was zowel conjunctureel als structureel
* eerste olieschok= verhoging met 70% van de olieprijzen door de OPEC (kartel van olieproducerende landen)
* het versnelde in België de transformatie van industriële naar postindustriële economie EN van Keynesiaans naar neoliberaal economisch beleid
* tijdens jaren 1970 schoten begrotingsdeficieten en overheidsschuld de hoogte in
* inflatie bereikte ongekende hoogten, met zogenaamde ‘two digit inflation’ (meer dan 10%)
* lichte inflatie werd tot dan in de Keynesiaanse traditie beschouwd als prijs die men moest betalen voor economische groei
* voor eerste keer zag men stagflatie = samengaan van inflatie en recessie
fenomeen dat door Milton Friedman voorspeld was geweest in zijn kritiek op Philipscurve
- Tijdens jaren 1980: overgaan tot strenge bezuinigingen
* in België en andere Westerse welvaartstaten
* VS: neoliberale politiek van President Reagan in VS kreeg bijnaam ‘Reagonomics’ en was geïnspireerd door ideeën van Milton Friedman
(President van 1981-1989)
*GB: van 1979-1990 voerde ‘ijzeren dame’ Margaret Thatcher een soortgelijk neo-liberaal beleid
* ook gemiddelde werkloosheid maakte een sprong en bleef tot op heden in België rond 8% schommelen (grafiek 3.4 pg 110)
De internetrevolutie
(binnen de post-fordistische periode)
- Vanaf jaren 1990 komen daar nog twee elementen bij:
* globalisatie
* ontwikkeling op brede schaal van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën
of ICT: digitalisering, personal computer, vanaf 1995: mobiele telefonie, internet en World wide web
- Vanaf dan: productie- en consumptiecyclus in versnelling
* sprake van een ‘nieuwe economie’
* nieuwe IC-technologie: aanleiding tot ontstaan nieuwe generatie (jonge) uitvinders en ondernemers, bedrijvig in ‘spin offs’ en ‘start ups’
= kleine ontwikkelingsbedrijven in de buurt van grote universiteiten (bekendste: Sillicon Valey in VS)
* sommigen onder hen kenden spectaculaire groei, maar achteraf bekeken bleek het veel ‘gebakken lucht’
* de ‘nieuwe economie’ monde uit in zeepbel of ‘internetbubbel’ begin jaren 2000
belette niet verdere ontwikkeling nieuwe producten en diensten bv Facebook
België in een globale wereld
(binnen de post-fordistische periode)
- 1989: val Berlijnse Muur geen rem meer op toenemende mondialisering en globalisering van de markt
* globalisering betekent: grotere concurrentiële druk op binnenlandse productievoorwaarden van rijke landen zoals België
* landen met lagere lonen en dynamische investeringspolitiek beginnen belangrijke rol spelen op internationale handelsscène
* prominente plaats die Europa sedert IR bekleedde op wereldmarkt als eerste uitvoerder ter wereld wordt langzamerhand verdrongen door nieuwe opkomende landen met name vnl China
* VS als grootste economische mogendheid staat tegenwoordig ook op helling
vanaf 1880 nam VS als producent eerste plaats in top-5 in van rijke geïndustrialiseerde landen. Dit waren in die periode in afnemende volgorde van relatief belang in wereldproductie: VS, VK, Dui, Fr, Belg
- Tabel 2.9 (p 78)
- Kloof tussen ‘west’ (West-Europa, VS, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada) en de ‘rest‘ (rest van de wereld) werd steeds groter
* 1820: productie van rijkdom (BBP/capita) tweemaal zo groot in west als in rest
* deze verhouding bleef toenemen in loop 20ste eeuw
- Dankzij opkomst van:
* Tijgerstaten (Hong Kong, Singapore, Taïwan en Zuid-Korea) in jaren 1960-1990
* BRIC-landen (Brazilië, Rusland, Indië en China) in begin 21ste eeuw
vermindert tegenwoordig deze kloof voor eerste maal in de geschiedenis van het kapitalisme