NAAR EEN SOCIAAL-ETHISCH DASHBOARD?
- Gepubliceerd in Boekhouden
Alle bovenstaande moeten onderdeel zijn van financieel beleid want bepalen mee de waarde
Alle bovenstaande moeten onderdeel zijn van financieel beleid want bepalen mee de waarde
Medewerkers: ook impact bedrijfscultuur en binding medewerkers aan het bedrijf. LT succes. => Waarde bedrijf = waarde medewerkers
Duurzaam ondernemen, dwz ook denken aan sociale verantwoordelijkheid.
Shareholders value => stakeholders value. = naast ADH zijn ook WN, klanten, lev, iedereen dus eigenlijk even belangrijk.
Vb. respect milieu, sociale doelen werkgelegenheid, niet corrupte praktijken, vrouwvriendelijk..
Economische en maatschappelijke waarde wordt opgebouwd op LT => AD stijgen
Tripple bottom line aproach= economisch, ecologisch en sociale doelstellingen bundelen.
Managerial revolution= een scheiding is opgetreden tussen de managers enerzijds en de eigenaars van de bedrijven anderzijds. Managers hebben geen familiale band met bedrijf. Ze hebben de neiging om van het ene bedrijf naar het andere over te stappen. Daarom willen ze aandelenopties het liefste op KT verzilveren. Belangenconflict tussen eigenaars en managers.
Relatie eigenaars tot bedrijf= anonieme via de beurs ADH hebben andere doelen dan familiale bedrijfseigenaars. Risicokapitalisten zoeken KT hoge return en exit driven managers.
Satisfying behaviour tussen managers en ADH= streven naar objectieven die aanvaardbaar zijn voor de ADH
Maximising behaviour= uiterste van alles willen.
Agenttheorie van Jensen en Meckling= managers (agenten) van de ADH (principaal).
Financiële engeneertechnieken= toepassen om agenten te stimuleren beslissingen te nemen die de waarde maximaliseren. Vb. manager mede-eigenaar en persoonlijk streven nauwer aansluiten bij de doelstelling van de hoofdADH.
Manager, stichter en eigenaar laat nieuwe eigenaars toe (via VC, business angels, IPO) => de stichter verkiest manager/vennoot te zijn van een groot bedrijf ipv big boss of a small company.
Leidmotief: winstmaximalisatie
Meer bepaald: winst per aandeel => waarde van het aandeel van de onderneming maximaliseren.
Corporate governance als sturing bedrijf.
Steeds impact op de waarde van het aandeel inschatten bij elke beslissing.
Waarde aandeel ≠ EV/aantal aandelen. Wel:diverse factoren, vnl de verwachtingen mtb de toekomstige rendabiliteit vd onderneming.
Afhankelijk van: timing, risico, rendabiliteit.
Shareholders value approach:waarde onderneming vanuit oogpunt ADH bekijken.
Herhaling: berekening bedrijfskapitaal
1) mate waarin de PK > VA. Een stukje wordt ook gebruikt ter financiering van de bedrijfscyclus (vl A)
2) De mate waarin de vl A > KTpassiva. De mate waarin de Vl A (die normaal binnen het jaar in geld kunnen worden omgezet) de KTpassiva (die normaal gezien binnen het jaar verschuldigd zijn overtreffen).
dus e voldoende bedrijfskap nodig om a de kt behoeften te voldoen.
Algemeen: BK positief. (behalve bijvoorbeeld in de distributiesector zoals Colruyt)
De onderneming moet elk moment aan haar betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
Zoniet: gedwongen liquididatie van de vaste activa meestal tegen dumpingsprijzen, hoge liquididatiekosten => zware aderlating.
Optimale hoogte bedrijfskapitaal: vuistregels
1) Voorraden financieren met permanent kapitaal. (moeilijk, veel bedrijven slagen niet voor de acid test)
2) Bedrijfskapitaal relateren aan de omzet: bedrijfskapitaal moet anderhalve maand van de bedrijfscyclus op zich kunnen nemen. BK 12-15% vd omzet.
Bereiken
Bedrijfskapitaal | Bedrijfskapitaalbehoefte |
-PK verhogen door KTschulden om te zetten in LTschulden -Kapitaalverhoging (financieringspolitiek) -Desinvestering (investeringsbeleid) -Vlottende activa verhogen door geldbeleggingen om te zetten in liquide kasmiddelen | -Strikter debiteurenbeheer => rotatiesnelheden klanten stijgen ( klanten betalen sneller) -JIT voorraadbeheer => rotatiesnelheid voorraden stijgt => vl A stijgt -Leveranciers sneller betalen => verlaagt schulden op KT
|
Wisselwerking: investeringsbeslissing
Dividendpolitiek en financiële politiek gaan hand in hand, immers wat wordt uitgekeerd onder de vorm van dividend, verlaat het bedrijf en kan niet langer worden gebruikt als interne financieringsbron.
-RELATIE DIVIDENDUITKERING EN WAARDE: 3 THEORIEËN
Gordon: toename dividenduitkering => verhoging waarde onderneming (positieve relatie)
ADH verkiezen uitbetaling dividend NU boven in de TOEKOMST (bird-in-the-hand theorie)
Litzenberger en ramaswamy: Toename van dividenden => daling van de waarde van de onderneming. (negatieve relatie)
Modigliani-miller: in perfecte markt, zonder bel, is de dividendpolitiek irrelevant voor de waarde van de onderneming.
-DIVIDENDPOLITIEK IN DE PRAKTIJK: eerder pragmatisch
Jaarlijks proberen een luttel bedrag uit te betalen per aandeel, onafhankelijk van de resultaten. (zelfs bij dalende resultaten, cashdrain) => shareholder value en de illusie dat het bedrijf niet zo slecht bezig is.
Een stabiel, lichtgroeiend dividend is het best. Er is een afkeer tov de vermindering van het absolute bedrag van dividenden.
Dividenden aan de winst aanpassen, met een zekere vertraging. (uitz hoge winst, zal dividend met maar lichte stijging teweeg brengen)
De financiële lasten voorvloeiende uit de investering zijn nog niet in rekening gebracht.
om de impact daarvan te bestuderen moeten we de complete liquiditeitspositie bekijken. Want de investeringsanalyse alleen situeert zich namelijk op het actief van de balans.
Investering => financiële behoefte (investeringsbedrag.) => indirect ook bijvoorbeeld creatie van extra voorraadaanleg door de nieuwe investering.
Vijftal technieken om investeringen achteraf te evalueren:
1) Boekhoudkundig rendement (BHR)= gemiddelde nettowinst/gemiddelde investering (investering/2)
-lineaire afschrijvingen en vermogen dat is geïnvesteerd vr het project ook lineair daalt. (grafiek pg 72)
-BHR > minimum vereiste rendement => project aanvaarden.
-soms gebruikt men als investeringsgetal gewoon het beginbedrag.
-Nadelen: slechte methode
2) Terugverdienperiode (TVP) of payback methode
-Definitie:. Bepaalt het aantal jaar dat nodig is om de investering terug te betalen.
-gebruikmakende van kasstromen
-project wordt aanvaard als TVP lager is dan een aanvaard minimum.
= begininvestering / nettokasstromen
-nadelen: toch veel gebruikte methode.
3) Interne rendementsgraad (IRG) of internal rate of return. (IRR)
-Definitie: de rente die de contante waarde van de verwachte kasontvangsten gelijkstelt aan de contante waarde van de verwachte kasuitgaven.
-gebaseerd op de verdiscontering van de kasstromen.
-contante waarde begininvestering=contante waarde kasontvangsten.
-Het percentage toont aan welk rendement het investeringsproject geeft op het geïnvesteerde vermogen. Minimum vooropgestelde rendement heet hier hurdle rate of cutoff-rate.
Formule pg 75.
4) Nettocontantwaarde (NCW)
-Definitie: bepaalt de contante waarde van alle kasstromen op basis van een gegeven minimumrendement. De geactualiseerde waarde van de cash inflows min de geactualiseerde waarde van de cash outflows.
-verdiscontering van de kasstromen
-project aanvaard: contante waarde kasontvansten > contante waarde van de kasuitgaven.
-enige correcte methode
-hoe hoger het vereiste rendement, hoe lager de annuiteitsfactor en hoe lager de contante waarde van de te ontvangen kasstromen.
5) Winstgevendheidsindex of profitability index (PI)
De actuele waarde van de kasinstromen te delen door de actuele waarde van de kasuitstromen.
PI>1= project aanvaarden
Idem zoals nettocontantwaarde
Voorbeeld van vervangingsinvestering, die echter tezelfdertijd een uitbreiding van capaciteit teweegbrengt. Pg 71