De Engelse empiristen
- Gepubliceerd in Filosofie
- Reageer als eerste!
Alle kennis komt uit zintuiglijke waarnemingen.
Eenzijdigheid van het rationalisme ( ratio ) en empirisme ( zintuiglijk ) zorgt voor een dood spoor.
Alle kennis komt uit zintuiglijke waarnemingen.
Eenzijdigheid van het rationalisme ( ratio ) en empirisme ( zintuiglijk ) zorgt voor een dood spoor.
Rationalistische sprong
MAAR Belang van ervaren realiteit wordt onderschat
Dualistische mensopvatting
De nieuwe subjectiviteitfilosofie
Ik denk dus ik ben
De denkende mens ervaart zichzelf als onvolmaakt en weet wat wel volmaakt is
De uitgebreidheid
Als kind was René een radicaal scepticist, er was totale twijfel
Vanaf de 17de eeuw wordt er terug gezocht naar zekerheid
Subjectiviteitsdenken = het kennende ik staat centraal
-> Er word een punt gezet achter de middeleeuwse filosofie.
Geloof en rede
Het Christendom verspreidde zich in Europa door keizer Constantijn die het Christendom een staatsgodsdienst maakte. Vanaf de 4de eeuw kon de Kerk zich intellectueel verstreken en werd het een grote geestelijke macht.
1. Het neoplatonisme
2. Het artistolisme
Joodse en Arabische geleerden hebben heel veel betekend voor de westerse filosofie -> strek in bestuderen van Griekse verworvenheden
Joden en Arabieren kunnen geloof en rationeel denken moeilijk gescheiden houden
Het Jodendom
De Islam
Het Christendom
- Alle wat orde verstoord is toevallig en bijkomstig
- Dualistische metafysica
- Er is het “oergoede” dat we niet rationeel kunnen kennen, maar waaraan we ons moeten overgeven
- De mens heeft een verheven ziel in een slecht, verdorven lichaam = radicaal !
Word verspreidt via de 3 wereldgodsdiensten
1. Hij onderscheidt wetenschap van de filosofie en brengt een eerste indeling die nog steeds herkenbaar is
2. Hij probeert wetenschap te definiëren
3. Hij denkt na over methodologie
Vb. alle mensen zijn sterfelijk ( major )
Socrates is een mens ( minor )
Socrates is sterfelijk ( conclusie )
Voorbeeld 2 :
Eerste premisse : katten miauwen
Tweede premisse : katten zijn dieren
Conclusie : alle dieren miauwen
Eerste premisse : alle katten hebben 4 poten
Tweede premisse : de kat van de buren heeft er maar 3
Conclusie : de kat is geen kat meer
3. De metafysica van Aristoteles
1ste nuance : het stof-en-vorm principe = hylemorfisme
2de nuance : begrippenpaar potentie en act
Aristoteles past deze potentie en act ook toe om de mens te omschrijven. De potentieis de menselijke lichamelijkheid en de act van de mens, de voltooiing van het menszijn ligt in de ontwikkeling van de geest. Men evolueert verder en steeds beter dan vorige generatie: uit een lagere lenvensgraad groeit steeds een grotere.
4. De ethiek van Aristoteles : een levenskunst om gelukkig te worden
Het menselijk geluk bevat 3 componenten :
=> De ethiek van Aristoteles is heel intellectualistisch. Het verstand speelt een dominante rol. Er is geen geluk mogelijk zonder intellectuele ontplooiing. Toch is Aristoteles genuanceerder dan Socrates over de motieven die het handelen van de mens bepalen : ook karaktersterkte en inzet zijn verijst.
1. Situering
2. De ideeënleer : een dualistische metafysica
Vertrekt vanuit veranderlijke indrukken in de zintuiglijke werkelijkheid
Vb. we zien een MOOI landschap
Vb. we ondervinden een GOEDE daad
Vb. we beleven een moment van GELUK
Vb. we zien een PARRDJE in de wei
3.Mensbeeld
4. Moraal
“ Wat is goed?” “Wat is kwaad?”
5. Staatsleer
6. Besluit
1. situering
2. Methode : het socratisch gesprek
3. Socrates en het menselijk geweten ( daimonoin )
4. Een intellectuele ethiek
5. Politieke filosofie
De volgende filosofen proberen opnieuw te zoeken naar “de echte waarheid”. De dissidente visie verdween.